Kerkdienst

Een van de zes kaarsen mag ik aansteken, aan het begin van de rouwdienst, in de kerk voor Thieu. Mijn kaars brandt sinds donderdag, toen ik wist dat hij zijn lichaam aan het verlaten was.

Donderdag een week later mag de kaars uit als zijn lichaam wordt begraven.

Ik krijg vijf minuten spreektijd. Genoeg. Je kunt in vijf minuten heel veel en heel weinig zeggen. Wat zeggen woorden überhaupt als het hart bedrukt is en het gemoed vol?

Laten we zacht zijn voor elkaar, laten we vriendelijk zijn. Ik ben toe aan zachtheid, aan openheid, aan begrip. (ik hoor een echo) Houd me vast.

Ik heb een jurk, geen rok, nu nog de goede schoenen, morgen in Den Haag.
Met mijn zus stil zwijgen in het filmhuis, daar heb ik behoefte aan. Stilte.
Geen geschreeuw, de kinderen vanmorgen, mijn kop trekt het niet meer.
Het etentje met collega’s afgebeld. Ik zit er doorheen.

Nog even, een week, dan mag ik naar Raye, naar de stilte. Het zal weldadig zijn. Het vuur zal groot zijn. Groter, voor alle mensen die sterven elke dag,
zonder dat ze er klaar voor zijn, overrompeld, overmeesterd, aangedaan.
Voor de achterblijvers die met vragen blijven zitten, schuldgevoel, onmacht, pijn. De tranen.

‘Vlammen sterven, vlammen sterven’
‘Vlammen leven, vlammen leven’
‘Deze mens gaat aarden, aarden’
‘Ik verzamel al mijn krachten voor de zon’
‘Alle vrouwen, alle mannen, alle meisjes, alle jongens’
‘Alle krachten voor de zon’
(Haka, sjamanisme maori’s)

Verzengend vuur voor de hele wereld.
Als ik sterf wil ik op een bootje het water afdrijven, in de hens.
Stof gijt zij en tot stof zult gij wederkeren.

Scroll naar boven