I have come to know
I can’t save her,
but I can be of service..
16 april 2016
Ik heb pijn in mijn buik
Ik huil bakken vol
Ik kan niet meer tegen koffie
Ik houd niet meer tegen wat er uit wil
Ik ben gestorven en weer opgestaan
Ik heb het diepste donkerste van mezelf gezien,
Ik heb mijn demonen binnen laten komen, bestreden en omarmd
Ik ben puur zuiver bewustzijn
Ik ben de stilte ingegaan
Ik ben de angst ingegaan
Ik ben niet weggelopen
Ik wilde niet meer
maar
Iets heeft mij opgetild
Iets heeft mij overeind gehouden
Iets is altijd aanwezig gebleven
Iets heeft mij geleid
Iets zette mij aan om in actie te komen
Iets bracht mij terug naar de liefde
Iets heeft mij nooit verlaten
Iets is sterker dan mijzelf
Iets is zuiver weten
Iets is puur bewustzijn
Iets is verschoven
Iets is versmolten
Alles is nog steeds hetzelfde
Ik ben verandert
en o ja
ik ben boos
boos boos boos boos boos boos boos
boos boos boos boos boos boos boos boos
maar wat is boos
wat is is.
Het bruist het borrelt en het leeft. Wat gebeurt er allemaal met mij?
Ik zeg tegen hem: ‘Klankceremonie, sjamanistisch ritueel, soulretrieval en de darshan, nu ben ik wel even klaar‘, en tja waar ben ik nu?
Op ons eerste afspraakje zoenen we vluchtig. De darshan zendt me rechtstreeks de hemel in, maar ook in tranen, is dat hemel of hel, of beide, of geen van beide? Het is niet te vatten, uit te leggen. Het voelt gelukzalig maar ook bedreigend. Waar ga ik naartoe?
Ik laat me niet meer de wet voorschrijven. Ik ben boos.
Ik zie alles en dat is beangstigend. Ik ben bang voor de kracht, de helderheid, het overzicht, het licht, het inzicht.
Waar ben ik eigenlijk bang voor.
Dat het niet waar is dat ik het verzin dat ze me aankijken: ‘Waar heb jij het nou over. Jij bent raar‘. Ik vertel er over aan mijn zus en ze zwijgt. Mijn andere zus zegt gisteravond: ‘Niet zo snel Anneke je wilt veel te snel‘. ‘Huh sorry hoor, zit je voor mij in te vullen, te oordelen, dit is mijn tempo. Waarom zou ik niet snel gaan? Voor jou is het te snel maar niet voor mij. Ik wil me wel aanpassen aan jouw tempo als we samenwerken, maar als ik dingen doe kan ik het op mijn tempo doen en als dat snel is, nou fijn toch, zijn we snel klaar om weer te gaan spelen in de zon‘. Er is te veel gebabbel, te veel woorden, te veel omhaal. Er is niet luisteren maar invullen, aanvullen.
Luisteren
Luisteren
Luisteren
We luisteren niet
Ik luister niet
Het is niet de eerste keer dat ik te horen krijg dat ik te snel ben. Te snel ga, te snel wil. En o ja, ik ga op mijn bek, keer op keer. Maar is dat omdat ik te snel ga? Ze zegt in de Dojo in Laren: ‘Anneke, jij gaat te snel voor ons. Jij bent al klaar en hebt dingen gedaan, voordat wij begonnen zijn‘. Duh? Ik sta op, ik doe. Ik denk niet, ik ga.
Ik ben hard gevallen ja. Heel hard. Tot stilstand geroepen. Ik kreeg kritiek. Ik openbaarde mijn werkelijke zelf, ik sprak mij uit. Je bent veranderd zei ze.
Ik vertrouwde hem en ik werd bedrogen en ik zag het gebeuren en ik voelde het, rook het en hij geloofde net zo stellig in zijn leugens als ik ze doorzag.
Hij liet me wachten net zoals mijn moeder me liet wachten en ik pikte het. Ik wachtte mee, hij kwam lachend binnen, waar maak je je druk over, ik ben er toch? Duh?
Ik claim je niet zegt hij. Hij smijt het boek in de hoek dat ik met hem wil delen. Alles moet vanzelf gaan. Hij voelt zich afgewezen als ik een kamer voor mezelf wil. Hij voelt zich afgewezen als ik het vrijen niet fijn vind en hem vertel waar ik zin in heb. Ik mag hem niet leiden naar de plekken in mijn lichaam die aangeraakt willen worden. Hij wil niet experimenteren, samen naar de tantra. Het voelt niet goed. Het is saai. Het voelt niet als spelen en liefdevol bij elkaar zijn. Het is gericht op klaarkomen.
In het familie gesprek wind ik me op, ik word emotioneel en boos. Ze zegt: ‘doe toch rustig‘ en alsof ik door een speld gestoken word: ‘Nee ik doe niet rustig‘, dit wil er uit. En gelukkig zegt de verpleging: ‘Ja natuurlijk het gaat over je moeder, je bent betrokken en zeg maar wat je voelt en neem je tijd‘, en hehe, nee ik ga me niet meer inhouden en nee ik ga geen spelletjes meer spelen. Nee ik ga me niet meer verstoppen, nee ik ga me niet meer aanpassen. Nee, ik geef nu mijn grenzen aan. Ik heb me lang genoeg aan grenzen van anderen aangepast. Ik heb lang genoeg ja en amen gezegd. Ik heb lang genoeg over me heen laten walsen. Ik heb lang genoeg me ingezet en alles gegeven. Ik ben loyaal geweest. Ik heb hard gewerkt. Ik heb mijn best gedaan. Ik ben klaar.
Ik wil rust. Ik wil doen wat zich aanbiedt. Ik wil mooie dingen maken. Ik wil tegen iemand aan kunnen liggen, delen en genieten. Ik wil geen oorlog meer. Er is al mijn hele leven oorlog. Ik ben met de oorlog in huis geboren. Mijn ouders hebben me de oorlog ingeloosd. Hun oorlog. Nou het is niet de mijne meer. Houd je oorlog maar.
Hun oorlog, het kamp waar ze nooit uitgekomen zijn, waar ze ons in hebben opgevoed. Ons thuis was een kamp van zwijgen, niet in het plasje roeren, want dan komt de modder boven. Wisten wij niet waar wij aan toe waren. Was er geen troost, geen inleven, geen invoelen. Geen emotionele steun. Onbetrouwbaar, niet weten wat de reactie is, werden wij vergeten, hun leed groter dan het onze, waren wij er voor onze ouders om te helpen, om te steunen. Waar een ouder is om het kind op te voeden, er te zijn, altijd onvoorwaardelijk, hebben wij moeten ontberen en in de omgekeerde wereld waren wij er voor onze ouders, want een kind kent onvoorwaardelijke liefde.
Het is weer voorjaar en het is weer stressen. Waarom willen vrouwen zich altijd ontwikkelen en waarom snappen mannen daar niets van. Het is toch goed zo, roept hij, wat wil je dan? Tja wisten we het maar, dan zagen we de bui van verre aankomen en konden daarop anticiperen. Nu wordt de jeuk ondraaglijk en gaan we zoeken en graven en ongemakkelijk doen. Houd ik nog genoeg van jou, welke ruis heeft de stroom van liefde doen verdwijnen. Houd me vast, roept het van binnen. Raak me niet aan, schreeuwt het lijf al een tijd en dat lijdt tot afwijzing, niet vrijen, weglopen. Gekke contradictie. Ik zoek naar de oorzaak maar er is een hele wirwar van gedachten en gevoelens die alleen maar in de weg zitten. Maar praten helpt wel, al het opgekropte ongenoegen moet er nog een keer uit. Hoor je me wel, begrijp je me wel?
Begrijpen we elkaar? Communiceren we wel helder. Als we samen leven wil ik ook iets wezenlijks delen. Ik had een droom. Ik wilde graag een man en een kind en dat heb ik op jou geprojecteerd en ik hoorde wel dat je geen kinderen wilde, in de douche in Tenerife maar toen was ik even Oostindisch doof en toen ik een paar maanden later, hoera, zwanger werd, stortte mijn wereld in, omdat jij geschrokken in elkaar schrompelde. Jouw heftige nee, deed mij vervolgens verschrompelen. De echo was niet hoopvol, maar ik ontkende hardnekkig de realiteit, nee, geen kindje, kon ik niet accepteren. Tot het bloed, de kramp, het ziekenhuis me meezoog in nog meer ontkenning van mijn gevoelens en wensen. Tja en dan gaat mijn vader dood en mag ik opeens wel rouwen want dit is tastbaar, een klompje cellen niet. En toen waren de tranen dubbel en de pijn heviger en de angst confronterender dan ooit.
Geen vader meer die mijn baby ooit in zijn armen kan houden, geen vader meer die ik kan laten zien: kijk pappie met losse handen, geen vader meer die ik een arm kan geven en zeggen het komt wel goed pa, al weet je dat het onzin is maar het verzacht toch, nee lieve papa je bent er niet meer en alles wat ik niet heb kunnen delen zal ik ook nooit meer met je kunnen doen.
Ben ik nu te oud om nog zwanger te worden, straf ik mezelf door niet te vrijen, blijf ik tobben met mijn twijfel, welles, nietes en alle shit. Is het mijn ding of toch de relatie? Ben ik beter af alleen? Wat kan een mens zichzelf gek maken met onmogelijke vragen.
Waarom is liefhebben zo moeilijk? Maar je bent te leuk om te laten lopen, je bent lief voor mij en jouw gebruiksaanwijzing wil ik wel leren. Want we praten over van alles en er is een gemene deler. Dus laat ik duidelijk zijn in wat ik wil. Waar mijn grens is en mijn eigen ruimte inrichten die ik kennelijk zo nodig heb. Laat ik duidelijk zijn in bed wat ik wel en niet lekker vind en initiatief nemen. Als dat voldoende is om me ontspannen naast je te voelen is het goed.
Ik mag er niet zijn die ja die doet pijn
Ik mag er niet zijn
de hele zomer
verstoppertje spelen Ik mag er wel zijn
It fucking hurts life
Het is druk in mijn hoofd. Ik doe dingen tegelijk. Nu bijvoorbeeld: ik eet, ik heb een schrift open om een tekening te maken, een schrift om aantekeningen te maken voor de massage, in mijn hoofd gonst de gedachte dat ik een yogales moet voorbereiden en dat ik een aantal oefeningen wil opschrijven met tekeningen erbij: een korte serie om thuis te doen.
Ik denk aan de fotosessie die net geweest is om promotie te maken voor mijn bedrijf en aan het organiseren van een avond, middag, dag met verschillende activiteiten, aan welke prijs moet ik dan denken, aan de sollicitatie die ik wil schrijven, want ik wil ook een broodbaan, en ik schrijf nu om alles te ordenen. Het is niet erg al die verschillende dingen doen, het is wie ik ben, het zijn al die kanten van mij die aan bod willen komen. Ik leef zo veel levens. O ja ik wil ook weer een table d’hôte organiseren en en en en.
Persoonlijk noemde de fotograaf mijn ruimte, mijn sfeer, ja dat is ook wie ik ben, persoonlijk. Ik ben niet meer bang, alhoewel de angst soms door mijn aderen raast, maar niet meer zo bang als ik was. Nu zijn het momenten, waarop een golf van angst me overspoelt en wegrukt uit de werkelijkheid. Maar de momenten duren steeds korter en de ruimte er tussen wordt groter. Ik durf te kijken naar de angst. Ik loop niet meer weg. Ik sterf duizend doden. Hoe vaak moet je sterven om werkelijk te gaan leven?
En toen was er stilte.
Vanmiddag zit ik te eten en ik eet, rustig, ik kauw, ik proef, ik leg mijn bestek neer en kauw, ik kijk om me heen, ik voel dat ik zit. Sinds een aantal weken, zit in week 7 nu, sta ik op en schrijf. Het helpt om de ruis kwijt te raken, het helpt om me te concentreren, het helpt om weer te gaan spelen, om de censor te horen maar er geen gehoor aan te geven. Om er achter te komen dat ik toch niet alles opnieuw hoef te leren, dat alles wat ik kwijt was geraakt onderweg, in de depressie, weer boven water komt. Alles is hetzelfde en toch is alles anders omdat ik de dingen anders ervaar. Ik begin het weer goed te hebben met mezelf. En dan komt ook de stem weer boven die zegt: waarom zou je uitstellen wat je wilt doen? Waarom ga je niet voluit voor je dromen? Wat tegenhoud zijn nog de kritische stemmetjes. Je kan het niet, je bent niet goed genoeg, niemand luistert, er zijn er al genoeg, een ander doet het beter, kan het beter…alles oude vertrouwde nee want, omdat, toch…Maar is het waar?
Kan ik overboord gooien wat me maatschappelijk staande houdt. Kan ik geloven dat ik met mijn creatieve werk, mijn kunst voldoende inkomsten kan genereren? Dan zou ik onmiddellijk mijn ruimte transformeren tot atelier. Hup matten eruit. Werktafel erin, werkbank ophalen en gereedschap in bakken..
En dan wordt het stil.
Moed hebben om dat te doen wat je echt wilt, waar je hart van overstroomt. Moed om te zeggen nee, dat wil ik niet. Zonder me schuldig te voelen. Moed om bij mezelf te blijven, om te zeggen wat ik fijn vind en wat niet. Dus niet dat lijstje maken wat ik zou willen van een ander maar zeggen hoe ik het zou willen hebben. Dat is echt geven.
Als alles al beslist is hoef ik alleen nog maar te volgen.
En mijn droom groeit.
Kastanjes rapen, van die mooie glanzende net gevallen verse bolletjes, ha herfst. Binnen veranderen ze al snel in doffe ingeklonken knolletjes, maar het plezier is het rapen. De kastanje in je hand voelen, warm laten worden, verzamelen en in een schaaltje leggen waar ze enkele uren mooi liggen te wezen. Hetzelfde geldt voor gekleurde blaadjes, die ik op raap, bewonder, rangschik en mee naar huis draag. Steentjes, eikels, dennenappels, valappeltjes, ….
Ik spring en pak de tak en schud totdat met doffe ploffen kastanjes uit hun bolster op de grond landen. Tamme kastanjes om te poffen. Het ruikt lekker buiten in het bos, naar paddestoelen, naar vochtige aarde. De maïs op het veld is net binnen gehaald, korte stompjes staan nog te wachten om geploegd te worden. De weg is modderig, nat, mijn rode gymschoenen zitten onder de spetters. In het natte gras loop ik de smurrie er af. Bij de auto veeg ik de modder van mijn schoenen.
En toen begon het te regenen. Al het gekleurde blad laat los, grote bergen blad door de wind verzameld. Ik stap door de bladeren, schop ze weg. De tijd tikt door. De regen valt. Duwen tegen de wind, tegen de regen tegen de bladeren. Stevig stappen en het lijf voelen, warm en tintelend. Binnen blosjes voelen op mijn wangen. Rozig op de bank zitten en weer opspringen en zoeken naar actie. Onrust woont in mij, komt het door de wind, het veranderen van het seizoen, door de gedachten, de herinneringen, spoken van vroeger.
Ik loop naar buiten snuif lucht op. Hier in het noorden van het land ruikt het anders dan in Rotterdam, frisser, schoner, alsof er meer zuurstof zit in de lucht. Het is stil hier. Heerlijk stil en ’s nachts aardedonker. De hond rent rondjes om me heen wil me verleiden om te spelen. Ik zoek een tak en gooi die naar haar toe, ze aarzelt geen moment, rent, pakt de stok, komt kwispelend naar me toe gerend, maar de stok terug geven doet ze niet. Afpakken lukt niet, de enige truc die werkt is een andere stok halen en haar in verwarring brengen zodat ze een moment haar buit vergeet en voor de nieuwe trofee gaat. Het helpt, ik wordt lichter, ik speel.
Binnen snuffelt de poes aan me, loopt om me heen, springt op tafel en vervolgens op mijn schouder, ze duwt haar neus in mijn hals, geeft kopjes, net als Johanna een foto wil maken, springt ze weer op tafel. Wat een liefde. We zitten voor de houtkachel, de kat opgerold in een stoel, de hond gerieflijk op zijn grote kussen, snuit onder de gordijnen af en toe een grom, een droom die voorbijschiet.
Mijn hoofd gonst. Gedachten. Afscheid nemen, doorgaan, loslaten. Navelstreng doorknippen. Hoe lang is een mens bezig met op eigen benen gaan staan, eigen leven leiden, niet naar de pijpen van een ander dansen, zich niet laten intimideren, commanderen, inpakken, van de wijs brengen, manipuleren. Het is herfst, het wordt winter, tijd van inkeer, van bezinning, tijd voor retraite.
Van binnen ontdooit langzaam, traan na traan het hart, dat wat op slot zat gaat langzaam open, tergend langzaam, het laat zich niet dwingen het kiest zijn eigen tempo en het huilt en het vraagt om warmte, zachtheid, begrip en tederheid. Van mij van wie anders? Het helpt, de wereld om mij heen die begripvol haar warme deken om me heen legt en alles wat schuurt en mijn energie laat weglekken laat ik links liggen. Van buiten schijnt de zon, opgewekt, naar binnen. Een andere wereld hard en meedogenloos komt ook binnen, het geweld in de wereld, de aanslagen, oorlog, misdaden, armoede, honger. Er is de werkelijke wereld de feiten, er is de illusie die we scheppen, de gedachten. Er is het zoeken en er is steeds meer zijn. Er komt vertrouwen.
Wie A zegt moet B zeggen. Het is tuintijd maar het regent. Dus zit ik in mijn tuinhuis en kijk naar buiten. Een heel jaar geen frambozen en nu bam opeens trossen vol, het zijn weke, natte frambozen, maar wel lekker samen gekookt met zure valappeltjes, een beetje vanille en kaneel en wat gedroogde abrikozen. De druif hangt vol, jammer genoeg zijn deze druiven zo ontzettend zuur, prima voor azijn, maar voor wijn of sap bedank ik. Kun je je de gelaatsuitdrukking voorstellen als ik een druif in mijn mond stop. Ik laat ze hangen de merels zijn er dol op, nog even wachten dan strijkt er een vlucht neer en rits rits alles leeg.
Mijn tuin is groen en kleurt nu langzaam naar fraaie herfsttinten.
Het staat vol, zoveel verschillende planten en struiken heb ik in de afgelopen jaren gepoot en hier en daar is wat aan komen waaien en heeft zichzelf een plek verworven. Sommige planten overleven het niet in de zware klei. Mijn pogingen om een moestuin te maken strandden in, te weinig tijd, structuur, discipline, noem maar op.
Het lukt me wel om kruiden te kweken en tomaten in de kas. En volgend jaar of eigenlijk nu al maak ik opnieuw de beslissing om de moestuin in orde te maken. De grond is schoon, geen kunstmest, pesticide of ander chemisch element aanwezig. Alleen de vliegtuigen die van Rotterdam Airport/ The Haque opstijgen en dalen, vervuilen. Ze vliegen laag. Zo laag dat je vanzelf met praten stopt als ze overvliegen. En de auto’s op de nabijliggende A12 de uitstoot en roetdeeltjes die in de lucht zweven en neerdalen zitten vast vol schadelijke metalen.
Maar de tuin floreert, ook als ik me er niet mee bemoei. De aarde is bijna overal bedekt, behalve dan in dat stuk waar die moestuin zich zou moeten bevinden. Daar liggen nu afgezaagde takken, en ander snoeisel en nog te verwerken tuinafval.
Ik krijg complimenten over de tuin, terwijl ik zelf vooral zie welk onderhoud er gepleegd moet worden. Want de afgelopen twee jaar heb ik mijn tuin schandelijk verwaarloosd. Nou ja, het hoog nodige heb ik gedaan qua onderhoud. Wat nog lukte en waartoe ik mezelf dwong was gras maaien en de heg knippen. De laatste paar maanden heeft mijn buurman de heggeschaar gehanteerd. ‘Ach het is een kleine moeite om jouw heg ook mee te nemen’, zei hij, ‘als ik toch bezig ben’. ‘Dank je wel, wat lief’. Het is zo’n opluchting. Elke maand zie ik de knipsels liggen, ik veeg ze weg en schoffel het onkruid langs de straatkant en dan ziet het er weer netjes uit. Ook voor de heg is het heilzaam, door de regelmatige snoei wordt ze voller. Het is de hoogste tijd om weer te bedanken, maar we zien elkaar niet zoveel, want ik ontwijk nog weleens mijn medemens en ben vaak in de weekenden elders, twee jaar heb ik me in mezelf teruggetrokken. Stilstaan om weer verder te kunnen.
Ik zie hoe jonge boompjes zich proberen te manifesteren, de wilde wingerd gaat woekeren en de heermoes zich een weg baant onder de keien van het terras. Tijd om in te grijpen. Het oerwoud bedwingen. Stapje voor stapje dan maar. De energie komt weer langzaam terug en de zin zal ook wel terug komen. En dan op een dag doe ik de gordijnen open en is de tuin weer prachtig.
Tja als er dan één kindje geboren is volgen er natuurlijk meer. Dat gebeurt letterlijk want in mijn directe omgeving worden allemaal baby’s geboren. Leuk en lief en ontroerend al die babytjes en confronterend ook, want ik heb ze niet en zal ze ook niet meer krijgen, nee 51 is echt te oud om moeder te worden. Tijd dus om op zoek te gaan naar een ander kindje om op de wereld te zetten en te koesteren.
Na het eerste stukje tekst wordt nu elke gebeurtenis een aanleiding, een mogelijkheid om over uit te wijden. Woorden, zinnen vormen zich in mijn opschrijfboekjes en op losse papiertjes, argh daar zijn ze weer, die losse papiertjes had ik afgeschreven, maar nu stop ik ze weer in mijn tas, want als ik een boodschap doe of een stukje ga lopen komen er beelden en woorden en die wil ik opschrijven, dan is er weer ruimte in mijn hoofd om verder te fantaseren. Fantasie is er genoeg en schoonheid en filosofie. Er is een ruime incubatietijd aan vooraf gegaan om hier te komen. Jaren, stil van binnen sudderen, ja ik wil graag schrijven, ik schrijf graag, maar wie zit er nu op mijn woorden te wachten. Nou niemand dus, maar dat hoeft nog niet te beteken dat ik ze niet op kan schrijven. Er zijn genoeg schrijvers, net zoals er genoeg beeldend kunstenaars zijn, fotografen, koks, masseurs, yogadocenten, projectleiders, consulenten, vakdocenten om maar eens beroepen te benoemen waar ik me zoal in bewogen heb. Maar wat onderscheid jou van mij? Wat maakt dat de een gezien, gehoord en goed bevonden wordt en de ander zoekend, zich als een koorddanser beweegt. Maar ha nu komt haar koppie boven, wie zei je moet je kop niet boven het maaiveld uitsteken en wie zei niets is moeilijk? Dat kun je trouwens ook op verschillende manieren interpreteren. Het is niet moeilijk want niets is moeilijk als je het maar probeert en oefent, oefent, oefent en niets is moeilijk in de zin van het niets, in het niets zijn is moeilijk. Oei gaan we filosofisch doen, ja omdat ik dat lekker vind, spitten, omdraaien, graven, woorden interpreteren.
Zou ik het verleerd zijn? Kunst maken? Jaren geleden zat ik op de kunstacademie. Ik ging op een andere manier kijken naar de wereld om me heen. De schoonheid waarderen en mijn visie vormgeven. Het is jaren geleden dat ik dagelijks naar mijn atelier ging. Maar de ideeën blijven borrelen, de fantasie houdt niet op, de behoefte om te ‘scheppen’ houdt niet op en een bepaalde manier van kijken naar de wereld verleer je niet. Het voelt als een gemis om niet te scheppen. Ergens ben ik van het pad af geraakt. Die bordjes eten die ik maak, lijken kleine schilderijtjes, maar is het genoeg? Tijdens de zoveelste verhuizing stond ik doeken uit ramen te snijden met tranen in mijn ogen, nee ze konden niet mee, de bus is vol, weg ermee. Maar zo makkelijk kom je er niet mee weg, dus de dwingende behoefte blijft maakt me ongelukkig en jeetje wat duurt het lang en ben ik hardleers om niet gehoor te geven aan wat het hart wil, hoe hard moet je roepen, hoe vaak moet je vallen, hoe diep moet je gaan en al die tijd blijft mijn ziel gewillig en glimlacht en helpt me weer overeind, eens…Is er nog een weg terug? Of een nieuwe weg ernaartoe? Is dit mijn nieuwe kindje om me te manifesteren? Met woorden.
In de gang staan dozen opgestapeld, dozen vol boeken. Daar staan ze sinds de verhuizing, nu al weer bijna negen maanden geleden. Daarvoor stonden de dozen in de kelder van de studio, in het stof, in het donker, te wachten. Ze zijn er op vooruit gegaan. Nu gaat er af en toe een doos open en worden er een aantal boeken uitgehaald. Maar wat kan er weg?
De Japanse opruimgoeroe Marie Kondo zegt: haal alle boeken uit je kast leg ze op een grote stapel en neem vervolgens elk boek in de hand. Vraag je dan af: does it spark joy?
Haar regels om op te ruimen zijn simpel. Regel 1: ruim in één keer op, doe het zo snel en compleet als mogelijk en stel een deadline! Regel 2: sorteer per categorie, niet per lokatie, dus alle boeken of alle kleren die je hebt verzamelen op een stapel. Regel 3: neem elk item in de hand en vraag je bij elk item af: wordt ik hier blij van? Dus niet heb ik het nog nodig of kan het weg, maar wil ik dit houden omdat het me blij maakt!
Het is een andere benadering dan ik tot nu toe had met spullen. Meestal is de vraag: wil of kan ik het nog gebruiken? Voor alles is altijd wel weer een bestemming te bedenken, dus dat betekent dat er niets weg gegooid wordt. Weer een andere benadering is dat je van alles maar drie nodig hebt: bijvoorbeeld voor kleding: één in de kast, één in de was, één aan je bast. Dit principe kun je ook toepassen voor handdoeken en beddengoed enzo, maar voor boeken?
Voor mijn table d’hôte heb ik drie jaar lang keukenspullen verzameld, zodat ik voor 18 personen kan dekken in vijf gangen. ‘Does it spark joy?’ Word ik blij van al die verschillende formaten bestek, borden,kommen, glazen, schaaltjes en schalen, manden voor brood, opscheplepels, onderzetters, tafelkleden, servetten, glaasjes voor kaarsjes, vaasjes voor op tafel, pannen, keukenmachines….pff. Al die dingen staan alweer twee jaar vrijwel nutteloos te staan. Het staat niet in de weg ik heb een grote kast en het staat er ook wel mooi te wezen. Het krijgt zeker een goede bestemming ooit, terug naar de kringloopwinkel of als cadeau. Hoe gehecht ben je aan dingen? Komt die table d’hôte nog terug eigenlijk?
Mijn auto staat bij de garage die ga ik zo halen. Nog zo’n hechting. Voor de reparatie heb ik gespaard. De keuze voor de reparatie betekent voor nu geen reis of training. Maar ik heb het comfort van mijn auto om op stap te gaan, mobiel te zijn. Daar maak ik dankbaar gebruik van.
Mijn auto was nog niet klaar. Ergernis borrelt op, ik had gebeld wanneer ik zou komen, hij zou bellen als hij nog niet klaar was. ‘Hoe lang duurt het nog?’ ‘Nog een half uurtje mevrouw’. Ja dat soort half uurtjes ken ik. ‘Ik kom over een uur terug’, zeg ik. Ik loop naar de volkstuin, knip een stuk van de heg en veeg het pad en het terras en loop dan weer naar de garage. De auto staat nog op de brug, ze zijn bezig met het afstellen van de hydrauliek. Het lukt nog niet. Hij wil mij een andere auto meegeven. Daar heb ik geen zin in. ‘Hebt u nog iets nodig uit uw auto’. ‘Ja mijn zonnebril’. De monteur heeft de auto net weer omhoog gebracht en vraagt om een minuutje. Dat ‘minuutje’ is gelukkig genoeg om de juiste afstelling nu wel te vinden. Hij rijdt een proefritje en ik kan mijn auto, weer een half uurtje later dus, meenemen. En eerlijk, het is heerlijk ik kan weer over hobbels rijden zonder een enorme kraak te horen. Er zitten nieuwe lagers in de achteras. Het kostte me een vermogen maar ik rijd weer blij! Ik ben erg gehecht aan mijn auto ja.