Het voelt als gevangen maar mijn veerkrachtige moeder blijft ondanks alles lachen. Heel haar leven. Opgesloten als kind in het kamp en nu in het verpleeghuis beperkte bewegingsvrijheid.
“ik zit aan het hoofd van de tafel”, meldt ze, als de afstand tussen de medebewoners tijdens de maaltijden opgeschroefd wordt. “Er speelt straks een bandje in de binnentuin”, vertelt ze als ik haar bel. “Wat fijn dat je belt”. Mijn moedige moeder. Onze strijd is gestreden. En we hebben gestreden neem dat maar van me aan. Ik heb alles vergeven, alle zogenaamde tekortkomingen in mijn jeugd. Ik heb alles doorleefd, doorvoeld en ach er zullen altijd haken en ogen blijven, maar ik had nooit durven dromen dat die eigenzinnige trotse mooie vrouw, mijn moeder, me zo dierbaar zou zijn.