Het regent en regent en regent. Dat is niet erg zolang ik in de auto zit. Zelfs de file werkt niet op mijn zenuwen. Mmm, misschien de wegpiraten daargelaten. Het betekent wel dat de minuten wegtikken. Afgesnoept van de tijd die ik ingepland had om naar de kringloopwinkel te gaan. Ik parkeer mijn auto, veeg nat blad en voel of mijn fietsbanden nog lucht hebben. Op weg naar mijn vriendin fladdert de regenponcho om me heen, de wind waait de nattigheid tegen mijn benen. We drinken lang genoeg kopjes thee zodat mijn broek droog is als ik mijn weg vervolg. Het wordt al donker en mijn capuchon schuift over mijn ogen, mijn bril beslaat en de poncho zit in de weg. Gelukkig tikt de regen minder heftig en kom ik redelijk droog, maar verwaaid en dampend op mijn logeeradres. Op de tuin is het me iets te nat en koud om te overnachten.
Zondag druipt het nog na. Maar tussen het grijs verschijnen plukjes blauw. We doorkruisen een groen pad door de stad. Dat kan. Langs het water, Marconiplein, dakpark, met groentetuintjes, Delfshaven in, om te landen bij de Sluis, waar de tijd heeft stilgestaan. Het interieur is nog hetzelfde als 30 jaar geleden, net als de uitbater. Gelukkig is het damestoilet wel gerenoveerd, of dat voor de heren geldt weet ik niet.
Het bier van de tap lonkt, ik proef de Brigand en zak na een paar slokken in een donzige nevel. Geholpen door de weldadige warmte om me heen, geroezemoes en sentiment. De kaas en pinda’s helpen niet om helder te worden. De thee erna wel en ik land weer in nuchterheid. De frisse buitenlucht en stevig stappen zorgen voor de rest. Mijn benen worden moe, ik struikel bijna over een richeltje en scheve tegel of is het het alcoholpromillage?
En dan is de zon terug tegen strak blauw. Warm zelfs, achter glas in ieder geval. Mijn woonkamer schittert in zonneschijn, maar de temperatuur is evenredig gedaald. Ik stook de houtkachel op. Sluit de gordijnen als het donkert en maak pasta. ’s Ochtends ijs op de ramen van mijn auto. Krabben.
Vanmorgen liep ik in het krakende bos. De bevroren blaadjes bezwijken onder mijn trouwe wandelschoenen. Hoelang loop ik daar al in? Eén keer verzoold en rondom geplakt. Leervet erop en ze blijven het doen. Jaar na jaar na jaar. Zien er niet uit natuurlijk. Maar wie taalt daar naar? Ze lopen verrukkelijk. IJshaar, bevroren plassen, paarden in de nevel. Waar ga ik heen?
Het kriebelt van binnen. Na maanden voel ik een andere stroom inzetten. Is het de ondergrondse groei, seizoenswisseling die op handen is. Ik werk me een slag in de rondte aan binnenwerk. Onzichtbaar, ondergronds. Ploegen door opgeslagen dozen, onderdrukte weggestopt met spinrag bedekte herinneringen. Mag weg, maar wel na eerst doorvoeld te zijn. Er doorheen zakken. Door al die angst en twijfel. Hoeveel laagjes al afgepeld. Regen kan niet zonder zon, vreugde niet zonder verdriet. Ik eis mijn plek op. Voetje voor voetje worden kleine stappen groter.
Ooit kocht ik een gouden ring ergens in Zuid Engeland. Ik beloofde mezelf eeuwige trouw. Het pad kronkelde daarna door zeven kleuren, bijzondere smaken, verre uitzichten, oneindige ambachten. Het leek soms een doolhof met versperringen en doodlopend spoor, maar altijd is er weer licht, een nieuwe afslag en uitdaging. Hoever en waarheen dit keer?
19 januari 2023