In de tuin in Epe onder de kastanjeboom, voor zolang het nog mag duren.
Het huis gaat in de verkoop. Het paradijs van mijn moeder krijgt straks een andere eigenaar. Wat zal die met het landje doen?
Ik gun het een eigenaar met een groen hart. Iemand die de schoonheid van de wildgroei, de inheemse planten, de ongereptheid, weet te waarderen. Iemand die de biodiversiteit in stand houdt. Iemand die de natuur een warm hart toedraagt, de stilte weet te waarderen in het vogelparadijs.
Ik adem hier. Het ademt hier. Er wordt geademd. Deze plek waar mijn ouders en mijn zussen en ik, kwamen wonen in 1969. Waar mijn broer een jaar later werd geboren.
Deze plek waar mijn ouders konden ademen. Geen hek, geen sleutel, praktisch geen deur in huis. De vrijheid, veiligheid die ze in hun jeugd hebben moeten ontberen, in de oorlog in de jappenkampen, die vrijheid vonden ze hier, op dit stukje natuur.
Herinnering haal je niet weg. Je leert ermee omgaan. Mijn moeder doet nooit haar deur op slot. Ze wil kunnen vluchten als dat nodig is. Het stuk dat bang is in mijn hart vindt rust. Het blijken niet mijn angsten te zijn die me doen vluchten. Ik mag blijven. Ik hoef niet weg. Ik mag nee zeggen en ik mag het oneens zijn en mijn ruimte innemen. En ja ik maak fouten en ja ik ben boos en verdrietig, over al die onuitgesproken dingen, die in onze familie rondzingen.
Naast me geurt een bloemetje van de kamperfoelie, die had ik in de kastanjeboom willen laten slingeren. Al die dingen die een mens wil doen. Laten gebeuren. Leren wat van mij is, wat bij mij hoort, wat mijn hart wil en mijn grenzen aangeven. Keer op keer tot het kwartje valt. Is dat zo moeilijk?
Ik ben allergisch voor mensen die heel stellig zijn en dwingend. Voor mij is er niet dat afgescheiden ja en geen nee, het zwart wit denken, er is een heel groot grijs midden gebied, dwingen is manipulatief, net zoals heel stellig zijn. Of zeggen: ik ben er klaar mee, de stopwoordje, de dooddoeners. We kennen ze allemaal.
Ik had niet haar huis mogen opruimen zeggen een broer en zus. Het huis van mijn moeder, maar mijn moeder zegt: “Ik ben blij dat je mijn huis hebt opgeruimd. ” Het is haar huis, het zijn haar spullen. Mijn moeder was dwingend en manipulatief op een heel charmante en innemende manier. Ik neem haar mee naar haar huis en ze zit in de tuin zichtbaar te genieten. We hebben onze strijd gehad samen, nu kunnen we elkaar liefhebben.
Er is vrede tussen ons en daar ben ik dankbaar voor.
Ik ben niet aldoor boos meer. Ik ben vooral verdrietig. Onze jeugd was overschaduwd door onuitgesproken, maar voelbare pijn, van mijn ouders. Laten we ophouden met elkaar pijn doen. Laat ik beginnen met vrede te sluiten, laat ik beginnen bij mezelf. Laat ik vooral me uitspreken, niet meer oppotten, maar kenbaar maken dat ik besta en dat ik grond heb onder mijn voeten.
Ik zoek een huis, een nieuwe woon- en werkplek. Een werkruimte om mee te beginnen zou fantastisch zijn. Ik wil weer in, of in de buurt van Overschie wonen en naar mijn volkstuin aan de Schie. In de buurt van water. In de buurt van deĀ multiculturele stad. Dichter bij de grens naar het zuiden.
Wie helpt mij bij het vinden van een nieuwe betaalbare plek om te landen?