Terwijl de hele stad zindert van voetbalfans die zich opmaken voor een voor hun idee al gespeelde wedstrijd, bevind ik mij in de serene schoonheid en quasi stilte van het arboretum. Nietsvermoedend was ik op de fiets gestapt. Stevige boodschappentas die aan mijn stuur kan hangen in mijn fietstassen. Voldoende losgeld om contant te kunnen betalen. Op naar de plantjesdag om bijzondere eenjarigen aan te schaffen voor mijn enigszins volle tuin, waar ik alleen nog voor bijzondere exemplaren ruimte creëer.
Bij de Schiekade ruik ik onraad. Een stroom mensen begeeft zich richting centrum.
Aan het oude Shellgebouw aan de Schiekade hangt een metershoog spandoek. Een menigte mensen verzamelt zich op het terras achter het Schieblok en het Stadhuisplein is helemaal afgeladen. De Coolsingel is afgesloten. Mensen, veel mensen, veel meer dan normaal op een zondagochtend. In rood en wit, met sjaals, met blikjes (bier) in hun hand, zwaaiend met grote vlaggen.
En ik denk nog, oh, daar ben ik zo voorbij, maar het stadion van Excelsior Woudenstein, ligt vlak achter Trompenburg besef ik mij als ik dichterbij kom. Daar staat de straat zwart van de mensen. Er is muziek, vuurwerk, politiebusjes, ME, klaar om in actie te komen als het nodig is, wildplassers, zingend, drinkend, zich bewegend richting het stadion dat hermetisch is afgesloten met containers.
Ik keer om en neem een andere weg. De tuin is niet via de hoofdingang te bereiken. Het is rustig binnen de hekken. Heel veel mensen zullen afzien aan een bezoek aan de tuin nu het centrum een soort oorlogsveld is. Feestje van de voetbalhooligans. Daar moet je niet lichtzinnig over zijn. Maar in de tuin is het, afgezien van de overvliegende helikopters, het gescandeer van teksten in de verte en af en toe een knal, aangenaam rustig. Een grotere tegenstrijdigheid kan ik haast niet bedenken. De serene tuin, de bloeiende planten, de wandelaars en daarbuiten de massa feestende mensen. Het feest gaat niet door uiteindelijk, Excelsior wint met 3-0 dat had Feijenoord niet gedacht.
Intussen begeef ik me naar een feestje waar een Mexicaans verjaardagsritueel plaatsvindt. Een pop, een zogenaamde Piñata, gemaakt van papier-maché hangt aan een touw. Het touw is aan één kant bevestigd aan de muur, aan de andere kant houdt iemand het touw vast. De jarige mag als eerste met een stok slaan op de pop, daarna volgen de gasten, te beginnen met de jongste. De persoon die het touw vasthoudt beweegt de pop heen en weer. Bedoeling is op de pop te slaan totdat deze breekt en de inhoud eruit valt. Maar jeetje wat een geweld ontpopt zich hier.
In plaats van de voelbare verscholen agressie in de binnenstad van Rotterdam van de opgefokte hooligans uitten hier een aantal feestende vrolijke vriendelijke kinderen hun, tja, wat zal het zijn? Opgekropte, onverwerkte, ingehouden, weggestopte, irritatie, onmacht, stress… op een pop, die uiteindelijk zijn benen kwijt is en onthoofd zijn inhoud prijsgeeft. De kinderen vallen aan op het op de grond gevallen snoepgoed. De Piñata staat symbool voor de zeven zonden: ijdelheid, hebzucht, lust, afgunst, gulzigheid, toorn en luiheid. De inhoud symboliseert de rijkdom en het aardse genot wordt mij verteld. Wat een leerzame dag. Het ritueel had ik al eerder gezien. Toch zag ik het nu in een ander licht, na mijn ervaring vanmorgen in Rotterdam, waar de feestende mensen mij een gevoel van licht ontplofbaar gaven. De Piñata verslaan is dan gericht geweld waarbij iets kapot gaat met een bedoeling, maar of het dan minder agressief is? 07-05-2017 AW